23: OBELIX & CO


Uitgave Dargaud 1e druk 1976 

  • Tekst: Goscinny – Tekeningen: Uderzo

  • Oorspronkelijke titel: Obélix et Compagnie

  • Uitgever: Hachette Livre

  • Eerste uitgave als stripboek: 1976


IN BEZIT:

  • 1976 - 1e druk - Dargaud - 90 320 0183 3 - zeer goede staat
  • 2 x 1976 - Dargaud (ISBN 90 320 0183 3) - 1e druk - redelijke staat
  • 1994 - Dargaud (ISBN 90-6793-011-3) - nieuwstaat
  • 1999 - Hachette (ISBN 978-2-01-210083-1) - nieuw

Uitgave Dargaud 1994

Uitgave Hachette 1999


Verhaal

Het verhaal begint als Absolutus, een jonge centurio, met een legioen aankomt in kamp Babaorum om de huidige bezetting af te lossen. Meteen laat de nieuwe bevelhebber duidelijk uitschijnen het de Galliërs flink lastig te willen maken, wat de oude bevelhebber, Zoïssetus, hem ten stelligste (vergeefs) afraadt. Asterix neemt de aflossing in ogenschouw en holt, roepend dat het fantastisch is, terug naar het dorp. Om ontwijkend te reageren als Obelix vraagt wat er zo fantastisch is. Niet alleen Asterix maar ook de andere dorpelingen beginnen eenzelfde gedrag te vertonen (zelfs Kostunrix reageert met 'hehe' als Hoefnix toegeeft dat het in ieder geval niet de vis is die 'kersvers' is), waarbij hij, niet zinnens er zich nog wat van aan te trekken, op een overdreven wijze eender reageert. Kort daarop verdwijnt Asterix wederom, om de Romeinen uit te dagen hem achterna te komen. Wanneer Asterix dit komt vertellen wil Obelix meteen in actie schieten, wat hij mag doen, want het dorp viert Obelix' verjaardag door hem te trakteren op een contingent “kersverse" Romeinen.

Wanneer Caesar te horen krijgt hoe één man (Obelix) zijn troepen zo te kijk weet te zetten, wil hij er onmiddellijk actie tegen ondernemen. Zijn senatoren overwegen de troepen te sturen (kan niet want de grenzen zouden onbewaakt blijven), dan een commissie samen te stellen (wat ze willen bespreken bij een etentje, tot ergernis van Caesar), tot een jonge Romeinse aristocraat, Caius Adolescentus, het idee oppert om de Galliërs te overwinnen door ze door het kapitalisme te laten verleiden, zodat ze door de rijkdom vadsig worden en niet meer aan vechten zullen denken. Caesar ziet hier wel wat in en geeft hem onbeperkt krediet. Als Adolescentus bij kamp Babaorum arriveert likt het legioen zijn wonden, en het degenereert tijdens het album steeds verder: de mannen scheren zich niet meer en worden steeds ongedisciplineerder.

Adolescentus komt Obelix in het bos tegen en besluit zijn menhir te kopen en hij moedigt Obelix aan meer te produceren, zodat Adolescentus nog meer menhirs aan zal kunnen schaffen: eerst alleen van Obelix en later van iedereen in het dorp die ze kan leveren (wanneer Asterix hen, in een poging Obelix tot rede te brengen, aanmoedigt zich ook in de menhirbusiness te werpen). Met het geld kopen de bewoners protserige kleren en huren jagers in (aangezien ze zelf geen tijd meer hebben om op everzwijnen te jagen). Uiteindelijk loopt iedereen er belachelijk bij en is iedereen stinkend rijk. Obelix vindt hier al snel niets meer aan en wil weer jagen en plezier maken met Asterix. Adolescentus daarentegen, econoom in hart en nieren, vergeet zelf de opzet van zijn hele plan en houdt Caesar juist tegen op het moment dat alle dorpelingen geobsedeerd zijn door geld en Caesar het dorp wil aanvallen.

In Rome probeert Adolescentus inmiddels de menhirs te verkopen als statussymbolen. Aanvankelijk lukt dit en er komt een menhirrage. Dit is niet naar de zin van de Romeinse menhirhouwers, die een prijzenslag uitlokken. Uiteindelijk beginnen ook Grieken, Egyptenaren en andere volken menhirs te maken en de prijs van menhirs daalt. De piraten raken hun schip kwijt doordat alle geënterde schepen geladen zijn met menhirs, die te zwaar zijn voor hun schip. De markt voor menhirs raakt verzadigd en de Romeinen weten niet meer wat ze ermee aan moeten en willen ze zelfs niet meer gratis.

Ten slotte dreigt een financiële crisis in Rome en Caesar eist dat Adolescentus stopt met menhirs kopen, anders laat hij hem voor de leeuwen werpen, want 'zelfs Brutus dacht zijn kans schoon te zien'. De Galliërs reageren verbaasd en vervolgens woedend op het nieuws dat de Romeinen geen menhirs meer kopen en zijn na een flinke onderlinge knokpartij weer de oude. Ten slotte vallen ze gezamenlijk het Romeinse kamp Babaorum aan en maken het met de grond gelijk (en kijkt Obelix toe). De strijd eindigt met de centurio en Adolescentus op de grond, bont en blauw geslagen, en een geërgerde centurio vraagt of Adolescentus 'het begrepen heeft'.

Asterix vraagt na afloop wat de bewoners nu met hun geld kunnen. Panoramix antwoordt dat de sestertius gedevalueerd is en dat hun geld niets meer waard is. Het verhaal eindigt zoals gebruikelijk met een feestmaal.

Belangrijke personages

  • Adolescentus: jonge Romeinse politicus die probeert de Galliërs uit te kopen door een handel in menhirs te starten. Zijn naam verwijst naar 'adolescent'.
  • Absolutus: centurio met aanvankelijk hoge ambities tot Obelix hem die letterlijk uit het hoofd helpt. Zijn naam verwijst naar 'absoluut'.
  • Zoïssetus: centurio van Babaorum die door Absolutus en zijn legioen afgelost wordt. Zijn naam betekent letterlijk 'zo is het dus'.

Achtergrond

  • De jonge Romein Adolescentus is een karikatuur van de latere Franse president en gaullist Jacques Chirac.
  • Het verhaal beschrijft een productlevenscyclus van de menhir. Eerst worden de menhirs door Adolescentus met veel reclame op de markt gebracht (introductie). Vervolgens maakt Adolescentus winst en treden Romeinse concurrerende menhirmakers toe (groei), en daarna Egyptenaren, Feniciers etc. De markt verzadigt en de prijzen zakken. Uiteindelijk wil niemand meer menhirs ook al worden ze weggegeven (uitloop), en dat is het moment waarop Caesar de stekker eruit trekt.
  • De Romeinse slaven staken middels een blokkade, hetgeen in Frankrijk wel vaker voorkomt.
  • Laurel & Hardy hebben een bijrolletje als Romeinse soldaten. Ze laden menhirs uit net zoals ze een piano uitlaadden in hun film The Music Box en Hardy beklaagt zich bij te hebben getekend.
  • De dronken legionair in het begin van het album is een karikatuur van Pierre Tchernia, die in diverse andere Asterix-albums een cameo heeft. De twee soldaten die hem wegdragen zijn Uderzo en Goscinny zelf.
  • De zakelijke taal in het verhaal wordt steevast op "Eehh?" onthaald, waarna men een ietwat simplistisch taalgebruik aanwendt om in eenvoudige termen uiteen te zetten waar iets op staat. Dit is eigenlijk een steek naar Chirac, die vaak in "stadhuistaal" spreekt in plaats van gewonemensentaal.
  • Hoewel in dit album het verhaal wil dat enkel Obelix jarig is, is het ook de verjaardag van Asterix, zoals in Asterix en Latraviata later wordt bevestigd.
  • Het is de eerste keer dat Caesar zich druk maakt dat iemand anders dan hijzelf 'gevleugelde woorden als alea iacta est gebruikt, wat hij als 'zijn terrein' beschouwt. Ironisch genoeg is het net 'alea iacta est' dat in het volgende avontuur (Asterix en de Belgen) door een van zijn commandanten wordt uitgesproken en Caesar de man de belofte doet 'na de slag eens nader te spreken'.
  • Er worden voor het eerst enkele namen van dorpelingen anders dan de gekende personages bekendgemaakt, die met eenzelfde humoristische noot woordspelingen zijn zoals 'Slamix'.
  • Pagina 36 (plaat 32) is de duizendste pagina van Asterix. Derhalve draagt de pagina de handtekeningen van beide auteurs en de tekst "Albo Notamba Lapillo". "Albo notanda lapillo" betekent "een witte steen gegeven", waarbij de verschrijving een woordspeling is op het Franse woord voor voetnoot: "note en bas". Boven de Latijnse grap staat een M, het Romeinse cijfer voor 1000.

Bron: Wikipedia